
Eros en ik: van overleven naar leven
Er zijn van die woorden waar je huid een beetje van gaat jeuken. Voor mij was dat woord EROS. Alleen het horen ervan riep al ongemak op. Te groot, te intens, te dichtbij. In mijn hoofd stond het gelijk aan seks, en eerlijk gezegd… dat onderwerp duwde ik liever een beetje weg. Teveel pijn. Teveel angst. Teveel verleden. Maar zoals dat gaat met alles wat je wegduwt: het klopt op een dag gewoon weer aan.
Pas veel later begreep ik dat Eros niet (alleen) over seksualiteit gaat. Eros staat voor levensenergie. Voor de kracht die je in beweging zet, je creativiteit aanwakkert, je laat léven in plaats van overleven. En laat dat laatste nou net mijn specialiteit zijn geweest. Overleven. In mijn hoofd. In mijn veilige, ingeklapte wereld. Ik had mijn energie jarenlang naar binnen gekeerd – keurig opgeborgen achter angst en controle. Want daar voelde ik me veilig. Leven met de rem erop. Niet te wild, niet te vrij, niet te veel. Want wat als…?
Adem in, adem uit… en huil maar
Aan mijn vervolgopleiding, Ambacht van het Hart begon ik nog steeds met één oog dicht, maar wel nieuwsgierig. Tijdens een ademoefening – die veel meer was dan gewoon een beetje puffen en zuchten – gebeurde het. Ik werd geraakt op een laag die ik lang had genegeerd. Mijn angst. Mijn eenzaamheid.
En niet zomaar eenzaamheid, maar de rauwe, bodemloze variant. Het soort dat je stil maakt. Dat je lijf laat trillen. Het soort dat je jarenlang met je meedraagt zonder het echt te voelen. En ineens voelde ik het echt. De eenzaamheid die ik had weggestopt, bleek geen vijand te zijn. Het was een bron van mijn levensenergie.
Ik wist het toen nog niet, maar Eros had zich al lang met mij bemoeid.
Aan het eind van die opleiding gaf Mirjam me een advies. “Misschien is de vervolgopleiding Eros in begeleiding iets voor jou.”
Ik lachte. Zenuwachtig. Ongemakkelijk. Met alles in mij riep ik “NEE”. Alleen het idee al, ik kon het niet aan.
Maar zoals dat vaker gaat met goede adviezen: ze blijven hangen. Niet opdringerig, maar net hard genoeg om af en toe even te fluisteren: “En… hoe zit het nu?” Toen wist ik het nog niet, maar nu wel. Mijn nee was geen definitieve nee. Het was een nu-nog-niet.
Vier jaar Phoenix opleidingen en heel wat innerlijke avonturen verder…
In de afgelopen vier jaar Phoenix opleidingen is er veel veranderd. Ik ben mezelf anders gaan zien. Niet alleen als overlever, maar als mens met kracht. Als vrouw met talent. Als begeleider met iets te geven. Ik heb mogen werken met groepen, met individuen, met verschillende thema’s. En steeds weer merkte ik: ik werk met Eros. Zelfs als ik het niet van plan ben. Juist dan.
Ik werk met aandacht. Met aanraking. Met adem. Met verbinding. Het begon me op te vallen: in de mooiste momenten van begeleiding gebeurde er iets wat ik eerder niet kon benoemen. Het was levendigheid. Stroming. Diepe aanwezigheid. En ja – Eros.
Vrouwen, bossen en een boek
Toen ik eenmaal durfde toe te geven dat Eros zich wél thuis voelde in mijn werk, ging er een wereld open. Ik gaf een workshop een vrouwencirkel rondom het thema Eros. We doken niet in de diepe krochten van seksuele trauma’s (al mocht dat er zijn), maar we bewogen. Ademden. Voelden. Lachten. Huilden. Er kwam zachtheid en kracht, tegelijk. En het voelde zó kloppend.
Daarna volgden nog meer ervaringen die me bevestigden: dit is mijn pad. Zoals het bosbaden, waarbij ik mediteer met de seizoenen. Met de geur van natte aarde, de wind op mijn huid, het geritsel van bladeren als begeleiding. Of de contactcirkels waarin we samenkomen zonder doel behalve écht aanwezig zijn.
Alles voelde als thuiskomen in een taal die ik altijd al sprak, maar nooit echt had leren lezen.
En net op het moment dat ik dacht: “Misschien moet ik het tóch maar doen, die opleiding”, kreeg ik het boek: Eros in begeleiding. (uitgave Phoenix Opleidingen 2025 geschreven door Morten Hjort en Joke Goudswaard)
Eros is de levenskracht die je op gang brengt. De fluistering die je wakker maakt op momenten dat je liever blijft slapen. Het verlangen dat je richting geeft, zelfs als je hoofd roept dat het onzin is. Eros leeft in je creativiteit, je aanrakingen, je blik, je adem, je honger naar verbinding. Eros zit in het JA zeggen tegen jezelf, ook als je het spannend vindt.
Voor mij is Eros inmiddels iets heel concreets. Het is in de manier waarop ik met mijn zoon knuffel. In het schrijven van deze blog. In de sessies waarin ik met iemand in stilte zit en alles voel, zonder dat er één woord gezegd hoeft te worden. Het is het leven zelf – ongefilterd en echt.
Ik heb besloten dat ik me in 2026 ga inschrijven voor de opleiding Eros in begeleiding. Niet omdat ik het nu “moet leren” – maar omdat ik wil verdiepen. Verbinden. Nog meer thuiskomen in mezelf als vrouw, als begeleider, als mens.
Ik ben niet meer bang voor mijn eenzaamheid. Sterker nog: ik weet dat daar mijn kracht woont. Ik weet inmiddels dat ik iets te geven heb, juist omdat ik daar ben geweest. En Eros? Die loopt inmiddels niet meer achter me aan te dringen, maar naast me. Rustig. Vol vertrouwen. Soms zachtjes, soms vurig, maar altijd aanwezig.
Ik kijk ernaar uit met nieuwsgierigheid en vol verwachting. En ja, misschien zelfs een beetje opwinding. Want wat er ook komt, ik weet dat ik het aankan. Mijn lijf zegt niet meer nee. Het zegt: nu wel.
Slotgedachte
We zijn zo gewend om alles wat ongemakkelijk is weg te duwen. Angst, eenzaamheid, verlangen. Maar juist daar ligt vaak de sleutel. Eros vraagt niet om perfectie, maar om aanwezigheid. Om durven voelen. Durven volgen wat je lijf en hart je fluisteren, zelfs als je hoofd het niet snapt.
Dus als jij ergens in jezelf een stemmetje hoort dat zegt: hier zit meer, luister dan eens. Misschien is het Eros die roept. Niet om je te overspoelen, maar om je wakker te maken.
En geloof me – wakker zijn is stukken leuker dan overleven.

Wat ik van jou als begeleider kan leren,
is hoe je valt en weer opstaat,
en weer durft te vallen,
en opnieuw opstaat.
En dat vallen niet het einde van de wereld is.
Het was een ogenschijnlijk eenvoudige opdracht tijdens onze opleiding Ambacht van het Hart: schrijf een korte tekst voor een medestudent, beginnend met de zin “Wat ik van jou kan leren.” Maar meteen bij het lezen van deze tekst kwam er iets in mij in opstand. Heb ik daar een keus in?
De waarheid is: ja, ik val. Soms letterlijk, vaker figuurlijk. En soms, als ik heel eerlijk ben, word ik gewoon omgeduwd. Dan is het niet mijn eigen wankel evenwicht, maar een trigger van buitenaf die mij uit balans brengt. Toch is de vraag die ik mezelf stel niet wie of wat mij omduwt, maar: kan ik mezelf weer overeind krijgen?
Ergens, diep in mijn jeugd, heb ik een besluit genomen. Niet bewust, niet hardop, maar wel krachtig en levensbepalend. Ik ben niet goed genoeg. Het was geen rationele conclusie, maar een gevoel dat langzaam in mijn systeem sloop, als gevolg van wat ik ervaarde. Ik leerde mezelf klein maken, onzichtbaar houden. En als ik viel, bleef ik liggen. Niet uit onwil, maar omdat ik hoopte dat iemand mij zou komen ophalen.
Die iemand kwam zelden.
Dus ben ik zelf maar opgestaan. Niet moedig, niet sterk, maar omdat er geen andere keus was. En op een dag wist ik: als niemand mij komt halen, dan haal ik mezelf maar op. Zo begon mijn oefening in vallen en opstaan. Niet als een heldhaftig pad, maar als een noodzakelijk overlevingsmechanisme.
In mijn systeem van herkomst – mijn familie – werd er niet gepraat over vallen. Laat staan over weer opstaan. Alles ging tussen de regels door. Verdriet werd weggelachen. Falen werd genegeerd. Als je viel, dan keek niemand echt. Je krabbelde maar weer op, deed alsof er niets was gebeurd en ging door. Wat je voelde, daar kon men niets mee.
Tot ik kennismaakte met familieopstellingen. Daar vielen ineens de kwartjes. Of beter gezegd: daar viel ík opnieuw – maar nu bewust, in de bedding van een groep die keek, zag en aanwezig bleef. In een opstelling werd zichtbaar dat ik al mijn hele leven bezig was met ‘het goed doen’, voor iedereen. Mijn vallen zag ik als falen, niet als onderdeel van het leven. Tot ik leerde kijken met andere ogen.
Vallen hoort bij het leven. Maar het vraagt moed om te vallen in het bijzijn van anderen. Om zichtbaar te zijn in je kwetsbaarheid. Om te laten zien dat je het even niet weet, dat je je even niet staande kunt houden.
En dat is precies wat ik je kan leren. Niet dat jij niet valt – integendeel – maar hoe jij omgaat met het vallen. Dat je er niet in blijft liggen. Dat je jezelf weer verzamelt, je opricht en opnieuw begint. Niet met grote stappen of een groots gebaar, maar met aanwezigheid. Met aandacht. En soms ook gewoon met humor.
Vallen is geen teken van zwakte. En opstaan is geen heldendaad. Het is simpelweg: mens zijn en persoonlijk leiderschap nemen. En juist in de ontmoeting met de ander, in de groep, leer ik je dat opnieuw. Want waar je eerst dacht dat je alleen viel, laat ik je zien dat we allemaal vallen. Alleen doen we dat vaak in stilte, of achter gesloten deuren.
In de veilige ruimte van de workshop kijken we samen naar onze patronen. Hoe reageer jij op tegenslag? Kun je hulp vragen? Durf je je te laten zien als je het even niet meer weet? En wat gebeurt er dan in jou?
Soms, als jij vertelt over jouw proces, herken ik mezelf. In jouw worsteling, jouw val, jouw kleine of grote opstaan. En soms is het andersom. Dan zie jij iets in mij wat ik zelf nog niet zie. En dat is misschien wel het grootste geschenk van deze workshops: dat we elkaar spiegelen, dragen, confronteren – en daardoor helpen groeien.
Er is iets magisch aan het samen kijken naar wat ons drijft en tegenhoudt. Of dat nu in een opstelling is, of in een deelronde na een oefening. In de groep ontstaat een bedding waarin je niet meer alles alleen hoef te doen. Waar je gezien wordt en welkom bent.
Soms nog wil een oud patroon je doen geloven dat je het allemaal alleen moet kunnen. Dat je sterk moet zijn. Maar de kracht zit niet in nooit vallen. Het zit in het erkennen dat je valt. En in het durven vragen: “Wil jij even bij me zitten tot ik weer op kan staan?”
Dat vraagt oefening. En lef. En vertrouwen. En dat leer ik jou in een van mijn workshops. Ervaar de kracht van samen want:
Wat ik jou kan leren,
is niet alleen hoe je valt
Maar hoe je jezelf de ruimte geeft om even te blijven liggen,
om adem te halen,
om te voelen waar het pijn doet –
en dan weer op te staan,
zonder oordeel.

“Dat gelijkstellen van goed en kwaad, van mooi en lelijk, die onbenullige zachtzinnigheid, die wijdverbreide zalverigheid, is een van de plagen van onze tijd. Haat is een deugd!”
— Gustave Flaubert, brief aan Prinses Mathilde, 1871
Ik weet hoe haat voelt. Niet als explosieve woede. Niet als theater. Maar als iets wat zich diep en stil genesteld heeft in mijn lijf. Verstild. Sluimerend. Onwrikbaar.
Ik haat mijn dader.
Niet uit bitterheid. Niet omdat ik mijn leven wil wijden aan wat hij mij heeft afgenomen. Maar omdat die haat ergens terecht is. Het is een grens. Een erkenning. Een ankerpunt in een geschiedenis die niet verzacht hoeft te worden om bestaansrecht te hebben.
Flauberts woorden – “Haat is een deugd!” – raken iets wat ik in mijn botten voel: het voortdurende streven naar gelijkheid tussen licht en donker, tussen dader en slachtoffer, tussen “iedereen zijn eigen waarheid” – het doet geweld aan de rauwe werkelijkheid. Niet alles is gelijk. Niet alles hoeft vergeven.
In het systemisch werk zie ik wat er gebeurt als haat en pijn geen plek mogen hebben. Als ze worden weggemoffeld onder spiritualiteit, therapietaal of sociale wenselijkheid. Maar wat we wegstoppen, blijft zich bewegen. Vaak onbewust. Vaak in volgende generaties.
Ik werk graag op die stille plek. Waar de haat geen verzet meer is, maar aanwezigheid. Waar pijn niet genezen hoeft, maar erkend wordt. Daar waar alles wat niet mocht bestaan, eindelijk mag opstaan.
Verstilde haat is geen zwaard. Het is een grenspaal. Het zegt: Tot hier. Niet verder. En het zegt dat niet alleen namens mij. Soms draagt het generaties. Soms komt het voort uit onrecht dat zo oud is dat niemand het nog uitspreekt. Behalve het lichaam.
In opstellingen zie ik vaak hoe mensen weg willen van die plek. Liever naar liefde, verbinding, vergeving. En ja, die kunnen ontstaan — maar alleen als het systeem eerst durft te kijken naar de haat. Naar de uitgesloten dader. Naar de pijn van het slachtoffer die nooit gezien is.
Soms is het mijn kracht in het werk: dat ik daar kan blijven staan. Niet omdat ik boven de haat sta. Maar omdat ik ermee heb leren leven. Ik ben er thuis. Niet in destructie, maar in helderheid. In precisie.
Ik geloof niet dat haat “mooi” is. Maar ik geloof wel dat het waardigheid verdient. Want pas als ook de haat er mag zijn, kan het systeem werkelijk tot rust komen.
Niet alles hoeft opgelost. Niet alles hoeft geheeld. Sommige dingen hoeven alleen maar een plek.
En ja. Soms is haat een deugd.

Er zijn momenten in het leven waarop je voelt: nu moet ik kiezen. Geen ruimte voor omwegen, geen tijd om eindeloos te wikken en wegen. Keuzes vragen om helderheid. Om moed. Om een duidelijke ja of nee.
En toch stond ik daar… plots oog in oog met iets onverwachts. Een oude onbekende: twijfel.
Een ontmoeting die ik niet had zien aankomen.
Twijfel was lange tijd geen metgezel van mij. Ik kende mezelf als veerkrachtig, doortastend, iemand die weet van aanpakken. Geen ruimte voor onzekerheid, want ik moest vooruit. Toch voelde ik ineens die oude, stille vraag opkomen: Ben ik wel goed genoeg? En misschien nog wel spannender: Mag ik écht uitreiken?
Ik besloot de twijfel niet weg te duwen, maar haar recht aan te kijken. Op zoek te gaan naar haar wortels. En dat bracht me bij de pijn van vroeger — bij het kind in mij dat ooit geleerd heeft zich klein te maken.
Maar die ontmoeting bracht ook iets anders. Inzicht. Verbinding. Door terug te keren naar die eerste twijfel, kon ik opnieuw contact maken met een stuk van mezelf dat ik onbewust had achtergelaten. En precies dát bracht me kracht. Want zonder inzicht, geen daadkracht. En zonder daadkracht… geen persoonlijk leiderschap.
Ik nodig je uit om ook die ontmoeting aan te gaan — met jezelf, met anderen, met jouw systeem van herkomst. Tijdens een opstellingsavond creëren we samen een veilige ruimte om te onderzoeken wat er in de onderstroom speelt. Drie deelnemers krijgen de gelegenheid om een persoonlijke vraag in te brengen.
Misschien is het jouw moment. Misschien herken je je in mijn verhaal. Misschien voel jij ook dat het tijd is om te kiezen — en daarvoor eerst te ontmoeten wat nog ongezien is.
Je bent welkom.
.

“Ik ben Brabander en als er in Brabant iets aan de hand is, is er nog steeds niks aan de hand.”
Aldus Frank Lammers in zijn aflevering van Verborgen Verleden, maart 2025.
Als echte Brabander raakt deze zin mij. Als ik vroeger vroeg wat er was gebeurd, kreeg ik vaak het antwoord: “Das gewist” of in het Nederlands: dat is voorbij. Maar “dat is gewist” is een betere vertaling.
Zo heb ik op jonge leeftijd mijn moeder wel eens gevraagd hoe mijn geboorte was gegaan. Dan vertelde ze dat het zwaar was omdat de bevalling vier dagen duurde. Dat het haar niet meer uitmaakte hoe ik geboren werd, als ik maar geboren werd. Vragen stellen deed ik niet meer. Het was te pijnlijk, of ze zei dat ze het niet meer wist. Niks aan de hand.
En zo heb ik geleerd om te zeggen: “Niks aan de hand.”
Maar ergens diep vanbinnen wist ik dat er wel iets aan de hand was. Het zat in de kleine dingen, de ongemakkelijke stiltes, de geforceerde glimlachen, de snelle verandering van onderwerp zodra het te dichtbij kwam. Ik had het niet alleen geleerd om te zeggen, ik had het ook geleerd om te voelen—of beter gezegd, niet te voelen.
Toen ik ging verhuizen naar Amsterdam en een nieuwe huisarts kreeg. Ik kon zelf beslissen over mijn gezondheid zonder bang te zijn vragen te stellen. Dus ik vroeg haar of ze inzage had in het dossier van mijn geboorte. Ze vroeg het op.
Ik schrok van wat ik las. Ik had geen hartslag en ben gereanimeerd. Ik werd in de couveuse gelegd. Kleine details gingen opvallen in dit dossier. De eerste dag huilde ik veel, de dagen daarop was ik stil, een rustige baby die niet huilde. Twee dagen na mijn geboorte las ik voor het eerst mijn naam in het dossier. Dit was mijn welkom.
Het was een patroon dat zich niet alleen bij mijn moeder voordeed, maar door de hele familie heen liep. Generaties lang was er pijn geweest, verdriet dat te groot was om vast te houden, en dus werd het losgelaten zonder het ooit echt een plek te geven. “Das gewist.”
Maar waar blijft die pijn als niemand haar draagt? Ze sijpelt door de kieren van de tijd en nestelt zich in de lichamen en zielen van degenen die volgen. Onbewust, onuitgesproken, maar altijd aanwezig. Ik merkte het in mijn eigen leven. In de momenten waarop ik het gevoel had dat ik verdween in gezelschap. In de drang om altijd sterk te zijn, nooit een last te willen zijn. In de onverklaarbare angst die me vaak bekroop, alsof ik nog steeds die baby was die huilde en vervolgens stil werd.
Toen ik ouder werd, begon ik me af te vragen: wat als ik niet langer zei dat er niks aan de hand was? Wat als ik het wel benoemde? Wat als ik voelde wat er te voelen viel, hoe ongemakkelijk en pijnlijk dat ook was? Krijg ik dan een welkom? Mag ik er dan zijn? Of zou het juist betekenen dat ik eindelijk sterk genoeg was om te dragen wat generaties voor mij hebben geprobeerd te wissen?
Op het laatst zei ze. “Het is goed gekomen, Niks aan de hand.” Maar in haar ogen zag ik de waarheid. Het was nooit gewist, alleen verstopt. En misschien, heel misschien, was het aan mij om het terug te halen. Niet om in het verdriet te blijven hangen, maar om het eindelijk een plek te geven. Zodat het niet langer in de schaduw hoefde te leven, maar gezien en erkend kon worden. Zodat de volgende generatie niet meer hoefde te zeggen: “Niks aan de hand.”
Want er was wel iets aan de hand. En dat mag er zijn.

Ze ging zitten en begon te praten. Ik had moeite om haar te volgen. In mijn hoofd vervormde haar woorden tot een massa: “Bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla.” Ik vroeg mezelf af: “Wat verberg ik achter mijn vele woorden?” Ik voelde mijn afwijzing, mijn angst. Ik wilde een beeld krijgen van wat haar liet praten.
Ik liet haar op de grond zitten en begeleidde haar in een meditatie naar een beeld van haar monster. Daarna gaf ik haar kleurpotloden en papier en vroeg haar monster te tekenen. Ik zag het plezier in haar ogen. Ze tekende een mooi monster, voorzichtig en doorzichtig. Het monster was er, maar mocht het gezien worden?
Toen ik haar vroeg: “Welk geluid maakt je monster?” kwamen er wederom vele woorden: “Bla bla bla bla bla…” Daarna gaf ze aan te willen werken met haar boosheid. Haar monster werd al meer zichtbaar.
Ik keek haar aan en bedacht me hoe stil mijn eigen boosheid kan zijn.
Een professionele relatie onderscheidt zich van een persoonlijke relatie doordat er sprake is van duidelijke rollen, grenzen en verantwoordelijkheden. In een professionele relatie is er een doelgerichte interactie, waarbij één persoon ondersteuning biedt aan de ander. Door bewust te zijn van overdracht creëer je het vermogen de ander te begeleiden zonder erin meegezogen te worden.
Geen enkele relatie is volledig vrij van overdracht.
Hoe spannend is het om op deze grens van overdracht te werken. Daarvoor heb je kennis nodig van je eigen leerlandschap, je eigen systeem. Als ik in het bovenstaande voorbeeld mijn eigen “Bla bla bla bla” niet had gehoord, was ik waarschijnlijk meegegaan in haar woorden. Dan was het een strijd van woorden geworden. Dan zou ik vastlopen in mijn eigen schaduw van mijn niet genomen boosheid. De noodzakelijke verbinding zou verbroken zijn, en er zou geen sprake meer zijn van een professionele relatie.
Maar je kunt voorkomen dat het zover komt. Leer je eigen leerlandschap kennen en werk vanuit je eigen geraaktheid. Pas dan kun je werkelijk verbinding maken – met jezelf en met de ander.
Loop jij vast in je werk? Of vind je het lastig je te verbinden met je cliënt of medewerker? Ik ondersteun je graag in het leren werken met overdracht.

Tijdens mijn driejarige opleiding bij Phoenix Opleidingen werd ik voortdurend uitgedaagd om te gaan naar plekken waar ik niet wilde zijn.
Na de vergadering van Elrond, waarin Frodo beseft dat hij de verantwoordelijkheid moet nemen om de Ene Ring naar Mordor te brengen, ondanks zijn aarzeling en angst, zegt hij: “Ik zal gaan naar Mordor, hoewel ik de weg niet weet.”
— Uit: In de Ban van de Ring: De Reisgenoten.
Net als Frodo wist ik de weg niet, maar ik werd uitgedaagd om te gaan naar plekken waar ik niet wilde zijn.
In 1928 was mijn oma zwanger van mijn moeder. Rond de zesde maand van de zwangerschap ontwikkelen zich de eierstokken met duizenden onrijpe eicellen. Vijfendertig jaar later werd ik geboren uit een van die cellen. Achter mij staan mijn moeders en dochters: allemaal sterke vrouwen.
Ondanks de kracht van deze vrouwenlijn voelde de baarmoeder voor mij als een donkere kelder waarin ik geen licht toeliet. Vroeg in mijn leven negeerde ik mijn vrouw-zijn. Mijn baarmoeder werd de plek waar ik niet wilde zijn. Ik heb mijn baarmoeder gehaat, maar ook liefgehad en uiteindelijk mogen leren om haar kracht, compassie, mededogen en leven te ervaren. Ik ging op weg, samen met steeds meer reisgenoten, en uiteindelijk kon ik mezelf welkom heten.
Op zoek naar een ceremonie om dit proces af te sluiten en mijn (baar)moeder te eren, vond ik de workshop udu maken bij Atelier Veer. Tijdens het creëren van mijn udu kon ik de kracht van de elementen aarde, water, lucht en vuur ervaren.
Deze ervaring neem ik mee in de workshop ‘De kracht van de (baar)moeder’, die ik op 19 oktober 2024 organiseer. In deze workshop komen muziek, lichaamswerk, dans en opstellingen samen. Hierdoor zul je ervaren hoe het is om te (be)rusten in de energie van je baarmoeder en je vrouwenlijn. We eren wat ons sterk maakt, en zetten haar in haar kracht en licht. Dit jaar mag ik nog gebruikmaken van Freedom Theatre Eindhoven, een prachtige locatie waar we ongestoord onze innerlijke kracht kunnen uitdrukken.

Soms geef je toe aan een ingeving op het moment dat je het niet verwacht. Via mijn aanmelding voor de workshop: ubu maken bij Atelier Veer kwam ik terecht in haar winkeltje vol met Yoni hangertjes. Een speciale Yoni trok mijn aandacht. hoe ik ook bewondering had voor de andere kleurrijke Yoni’s. Besloot ik in een kort moment deze te bestellen. Ik mocht haar vanmiddag komen ophalen. Vera vertelde me dat dit een hele krachtige Yoni was en al heel lang in haar bezit was. Nu heeft ze haar thuis gevonden. Mijn hanger is vernoemd naar de Ierse Godin Morrigan. Godin van het sterven, het lot en oorlog en gerechtigheid, moed en lef. En wordt bijgestaan door een raaf. Het is een krachtige naam maar een mooie zachte gesloten Yoni.
Tijdens mijn opleiding heb ik de kracht van de Yoni mogen ontdekken en mee leren werken. Nu kan ik haar ook dragen. Naast deze hanger kreeg ook het volgende prachtige tekst:
Laten we haar eren
als groot wonder
als prachtig lichaamsdeel
als ons vrouw zijn. De Yoni,
Het Sanskriet voor vagina,
baarmoeder, de bron van alles.
Zo uniek als wij vrouwen zijn,
zo uniek is zij.
Laat haar, haar verhaal vertellen.
Over openen en sluiten.
Ontvangen en (leven) geven.
Over pijn en intens genot.
Soms heel klein en dichtbij onszelf,
soms weelderig wil ze laten zien.
Ze is uniek, prachtig, als godin.
Laten we haar eren.
Voor mij is de zin van ziek zijn sterk verbonden met mijn Yoni. Mijn Yoni staat symbool voor leven en dood, schaamte, kracht, pijn en vrouw (mogen) zijn. Maar ook voor liefde en haat, van mijn geboorte, mijn welkom, trauma en moederliefde. Maar bovenal de plek van thuiskomen. Daarom is het belangrijk ook de Yoni van al onze moeders te eren. Ook zei waren dochters. Mijn Yoni is sterk verbonden met, de zin van, ziek zijn.
Voor mannen is het ook belangrijk om hun moeder te eren. Haar trauma en pijn is die ook van de zoon. Zoals wij onze vaders hebben te eren.
We leven in een tijdperk waarin gezondheid een van onze grootste zorgen is. We streven naar een leven zonder ziekte en pijn, maar wat als ziekte ons iets belangrijks te vertellen heeft? Wat als ziekte niet alleen een toevallige verstoring is, maar een signaal van ons lichaam en onze geest dat er iets uit balans is? Hier wil ik dieper ingaan op mijn beeld achter de zin van ziek zijn en hoe we onze gezondheid kunnen benaderen vanuit een systemisch perspectief.
Ons lichaam heeft een ongelooflijk vermogen om met ons te communiceren. Vaak negeren we de subtiele signalen die het ons geeft, totdat we gedwongen worden om aandacht te besteden door een ziekte of pijn. Ziekte kan worden gezien als de manier waarop ons lichaam ons vertelt dat er iets mis is, niet alleen fysiek, maar ook emotioneel of psychisch. Om de zin van ziek zijn te begrijpen werk ik systemische, met familieopstellingen. Waar ik vanuit ga dat ziektes niet alleen individueel zijn, maar ook het resultaat kunnen zijn van verstrikkingen in ons familiesysteem.
Familieopstellingen laten zien hoe trauma’s, onopgeloste conflicten en onverwerkte emoties van vorige generaties doorwerken in ons huidige leven. Zo ook hoe we omgaan met ziekte, leven en dood. Door deze dynamieken zichtbaar te maken, kunnen we begrijpen hoe ze bijdragen aan onze gezondheid en welzijn. Het erkennen en helen van deze systemische wonden kan een diepgaand effect hebben op ons genezingsproces.
De workshop: de zin van ziek zijn is een uitnodiging om dieper te kijken naar jezelf en je leven. Het is een oproep tot bewustwording en verandering. Door de signalen van je lichaam serieus te nemen en de onderliggende oorzaken van onze ziekten te onderzoeken, kan je niet alleen genezen, maar ook groeien en sterker worden. Gezondheid is meer dan de afwezigheid van ziekte; het is een staat van balans en welzijn op alle niveaus van ons bestaan.

Tijdens intervisie mocht ik een opstelling begeleiden met het thema schuld en onschuld. Het raakte me enorm omdat dit thema een wezenlijk onderdeel uitmaakt van mijn systeem.
Schuld en onschuld gaan over de uitwisseling van daden en het gevolg daarvan voor de balans in relaties. Schuld en onschuld en schuld- en onschuldgevoelens zijn niet altijd evenredig aan elkaar; je kunt je bijvoorbeeld schuldig voelen, terwijl je niets ten nadele van een ander hebt gedaan.
Dit heeft alles te maken met de relatievelden van ooit, welke wetten er golden in je gezin van herkomst rondom schuld, onschuld, goed en kwaad. Zoals je de regels, normen en waarden die daar heersten destijds onbewust voor waar hebt aangenomen, zul je dat in het hier en nu weer in alle onschuld herhalen.
Op mijn zesde kreeg ik een gebeden boekje met daarin de oefening van berouw.: Barmhartige God, ik heb spijt van mijn zonden, omdat ik uw straffen heb verdiend, maar vooral omdat ik U, mijn grootste Weldoener en het hoogste goed, heb beledigd. Ik verfoei al mijn zonden en beloof met hulp van Uw genade, mijn leven te beteren en niet meer te zondigen. Heer wees mij zondaar genadig!
Als jong kind heb ik me verbonden met schuld uit mijn systeem.
Schuld kent dus meerdere dimensies: persoonlijke,- subjectieve en overgenomen schuld. De werking en maakbaarheid van het geweten; dat ongrijpbare mechanisme dat zomaar lijkt te beslissen over goed en kwaad. Ons geweten helpt ons elke dag bij het maken van beslissingen.
De mate waarin je schuldgevoelens ervaart, heeft ook veel te maken met het groepsgeweten. En in het bovenstaand voorbeeld ook het spiritueel geweten. Wat goed en onschuldig wordt beschouwd in het ene groepsgeweten, kan als fout en schuldig in een ander groepsgeweten worden ervaren. Schuldgevoelens zijn gekoppeld aan het in gevaar brengen van je lidmaatschap van de groep. Je vertrouwen dat de samenhang van de groep intact blijft en dat de groep ervoor je zal zijn, neemt daardoor af. Dit roept ook een onveilig gevoel op. Dus je handelt trouw aan je groepsgeweten en voelt je daarin goed. Je brengt je lidmaatschap aan de groep en de groep niet in gevaar en zo ben je in het volle vertrouwen dat de groep intact blijft, je erbij blijft horen en je je gesteund voelen.
Als jonge homoseksuele vrouw was uit de kast komen een immense stap. Ik was niet meer trouw aan groepsgeweten van mijn familie en nam het risico het lidmaatschap in gevaar te brengen. Het schuldgevoel naar mijn ouders was groot. Hun lidmaatschap van familie en buurt liep ook gevaar. Niet te spreken over het geloof, ik was zondig. Ik stapte uit de groep van vrienden en verhuisde uit het dorp. Het schuldgevoel is nog lang gebleven
Het groepsgeweten heeft een sterk bindend effect. Het diepe verlangen om bij de groep te horen zorgt voor de binding. De binding negeren geeft schuld; door het accepteren daarvan kan vrijheid ontstaan. Vooral de zwakkere leden voelen de binding. Kinderen zitten dikwijls in de positie dat zij gehoorzaam en loyaal moeten zijn om erbij te blijven horen. Het gevaar van uitsluiting is immers altijd aanwezig.
Op een nog concreter niveau kun je wellicht herkennen dat een kind (zeker als het klein is) alles wil doen om de ouders gelukkig te maken. Stel dat ouders objectief gezien ‘vreemd gedrag’ vertonen: Een kind legt liever de schuld bij zichzelf dan dat het wil overwegen dat er iets met de ouders aan de hand zou zijn. Vanuit de grote liefde van een kind voor een ouder bestaat die optie niet. Simpeler is het om jezelf de schuld te geven: Als jij maar slimmer, liever, braver, mooier etc. geweest zou zijn, dan zou dit nooit zijn gebeurd. Dit heet ook wel valse hoop en valse macht. Dit patroon blijft zich vaak ook in het volwassen leven herhalen. Het is makkelijker om jezelf de schuld te geven, dan de realiteit onder ogen te zien. Dit schuldgevoel is dus niet terecht en komt voort vanuit een grote loyaliteit.
Na thuiskomst na mijn geboorte en verblijf in het ziekenhuis was ik een “makkelijke” baby. Mijn moeder ondervond geen last van mij. Ik huilde niet ik lag in de box en bleef daar tot ze me eruit haalde. Dat was goed want mijn moeder was nog herstellende van een zware traumatische bevalling en lang verblijf in het ziekenhuis. Het begon op te vallen toen ik na een jaar nog steeds in de box lag en nergens op reageerde. Ik werd weer opgenomen in het ziekenhuis. Hoewel mijn moeder nooit sprak over deze tijd heb ik later uit mijn medisch dossier kunnen opmaken dat er geen medische reden was voor mijn gedrag.
Schuld en onschuld zijn dus in eerste plaats sociale verschijnselen en zijn afhankelijk van de groep waar we bij horen. Ze zijn niet hetzelfde als goed en kwaad. Groepsleden kunnen met een schoon geweten naar het systeem destructieve dingen doen en met een slecht geweten constructieve dingen, met als doel bij de groep te horen.
Je kunt schuldgevoelens ervaren als je iets doet dat buiten de wetten van het groepsgeweten valt, zoals uitbundig op de voorgrond treden waar je familiesysteem zijn veiligheid ontleent aan niet opvallen. En je kunt je onschuldig voelen, terwijl je aantoonbare overtredingen begaat die echter binnen je eigen groepsgeweten algemeen aanvaard zijn. In beide gevallen is er vaak sprake van diepe bindingen waarvan je je niet bewust bent. Je handelt vanuit zelfrechtvaardiging; je vergoelijkt je gedrag in alle onschuld uit aanpassing aan het systeem waar je uit voortkomt, met alle normen, waarden en codes die daarbij horen. Daarbij maak je geen aanspraak op het bewust persoonlijke geweten.
In de workshop familieopstellingen en in de supervisie individueel of in de groep werk ik met groepsgeweten, schuld en onschuld binnen je eigen familie systeem. Er is nog plek op 24 februari 2024.

Pappa kon altijd heel goed troosten als je pijn had.
‘Gaat het?” vroeg hij na een tijdje.
“Ja” zei Els.
Pappa stond op. Gaf Els een nachtkus.
“Lekker slapen.’’
Mij aaide hij over mijn haar.
‘Jij ook lekker slapen, jongen van me’
Uit: Zijn jongen, door Carry Slee (2023)
In zijn jongen beschrijft Carry Slee de relatie met haar vader. Ze neemt in haar systeem de plek van de gemiste zoon in. Ze beschrijft ook hoe ze haar best doet om voor haar vader de zoon te zijn. Maar naar haar moeder haar best doet om de dochter te zijn. Hoe groot is de verwarring.
Zelf ben ik ook bekend met deze plek. Mijn vader was niet in staat hier woorden aan te geven. Maar in ons gezin met drie dochters was ik degene, de jongste, die de plek van de gemiste zoon innam. Op de kleuterschool (zie foto 1968) toonde ik me als jongen. Hoewel ik nooit met de blokken mocht spelen is het me toch gelukt met blokken op de foto te komen.
In mijn jeugd heb ik veel mannelijke energie ingezet, ik vocht terug als ze me pesten, ik heb regelmatig gevochten. Ik ging met alles de strijd aan en bovenal ik ging maar door en wist niet van ophouden. Ondertussen was ik de dochter. Op feestdagen trok ik de verplichte rokken en jurken aan. Om me vervolgens dood ongelukkig te voelen. Terwijl mijn vader meccano en ander jongens speelgoed kocht. Deze verwarring van signalen speelt nu nog een rol in mijn leven.
Ik geef niet op en ga door. Ik zie oplossingen voordat er een vraag is gesteld, ik ben lomp en vind het heel moeilijk om mijn emoties te laten zijn. Als ik als vrouw negatieve ervaring heb kan ik dat op een mannelijke manier benaderen. Gewoon doorgaan. Maar daardoor heb ik wel verschillende studies afgerond en heb ik nu weer de stap durven te zetten om een eigen praktijk op te starten.
Ik ga als vrouw door het leven. Ik heb mijn reden gehad om momenten te kiezen dat ik me meer met mijn mannelijke energie liet zien. Maar in het vrouw zijn zit mijn kracht. Weet hebben van de verwarring van je identiteit en de zwaarte van de term gender is van groot belang om duidelijkheid te krijgen als je net als ik deze verwarring tegen komt in je systeem. Welke keus je hebt gemakt of gaat maken. Weten dat je gesteund word is helend.
Wil je samen in een groep op onderzoek gaan naar je eigen systeem meld je aan voor de workshop genderidentiteit. Vind je werken in een groep nog te moeilijk of heb je meer behoefte aan een persoonlijk gesprek? Maak dan een afspraak voor een eerste kennismakingsgesprek.