
Wat ik van jou als begeleider kan leren,
is hoe je valt en weer opstaat,
en weer durft te vallen,
en opnieuw opstaat.
En dat vallen niet het einde van de wereld is.
Het was een ogenschijnlijk eenvoudige opdracht tijdens onze opleiding Ambacht van het Hart: schrijf een korte tekst voor een medestudent, beginnend met de zin “Wat ik van jou kan leren.” Maar meteen bij het lezen van deze tekst kwam er iets in mij in opstand. Heb ik daar een keus in?
De waarheid is: ja, ik val. Soms letterlijk, vaker figuurlijk. En soms, als ik heel eerlijk ben, word ik gewoon omgeduwd. Dan is het niet mijn eigen wankel evenwicht, maar een trigger van buitenaf die mij uit balans brengt. Toch is de vraag die ik mezelf stel niet wie of wat mij omduwt, maar: kan ik mezelf weer overeind krijgen?
Ergens, diep in mijn jeugd, heb ik een besluit genomen. Niet bewust, niet hardop, maar wel krachtig en levensbepalend. Ik ben niet goed genoeg. Het was geen rationele conclusie, maar een gevoel dat langzaam in mijn systeem sloop, als gevolg van wat ik ervaarde. Ik leerde mezelf klein maken, onzichtbaar houden. En als ik viel, bleef ik liggen. Niet uit onwil, maar omdat ik hoopte dat iemand mij zou komen ophalen.
Die iemand kwam zelden.
Dus ben ik zelf maar opgestaan. Niet moedig, niet sterk, maar omdat er geen andere keus was. En op een dag wist ik: als niemand mij komt halen, dan haal ik mezelf maar op. Zo begon mijn oefening in vallen en opstaan. Niet als een heldhaftig pad, maar als een noodzakelijk overlevingsmechanisme.
In mijn systeem van herkomst – mijn familie – werd er niet gepraat over vallen. Laat staan over weer opstaan. Alles ging tussen de regels door. Verdriet werd weggelachen. Falen werd genegeerd. Als je viel, dan keek niemand echt. Je krabbelde maar weer op, deed alsof er niets was gebeurd en ging door. Wat je voelde, daar kon men niets mee.
Tot ik kennismaakte met familieopstellingen. Daar vielen ineens de kwartjes. Of beter gezegd: daar viel ík opnieuw – maar nu bewust, in de bedding van een groep die keek, zag en aanwezig bleef. In een opstelling werd zichtbaar dat ik al mijn hele leven bezig was met ‘het goed doen’, voor iedereen. Mijn vallen zag ik als falen, niet als onderdeel van het leven. Tot ik leerde kijken met andere ogen.
Vallen hoort bij het leven. Maar het vraagt moed om te vallen in het bijzijn van anderen. Om zichtbaar te zijn in je kwetsbaarheid. Om te laten zien dat je het even niet weet, dat je je even niet staande kunt houden.
En dat is precies wat ik je kan leren. Niet dat jij niet valt – integendeel – maar hoe jij omgaat met het vallen. Dat je er niet in blijft liggen. Dat je jezelf weer verzamelt, je opricht en opnieuw begint. Niet met grote stappen of een groots gebaar, maar met aanwezigheid. Met aandacht. En soms ook gewoon met humor.
Vallen is geen teken van zwakte. En opstaan is geen heldendaad. Het is simpelweg: mens zijn en persoonlijk leiderschap nemen. En juist in de ontmoeting met de ander, in de groep, leer ik je dat opnieuw. Want waar je eerst dacht dat je alleen viel, laat ik je zien dat we allemaal vallen. Alleen doen we dat vaak in stilte, of achter gesloten deuren.
In de veilige ruimte van de workshop kijken we samen naar onze patronen. Hoe reageer jij op tegenslag? Kun je hulp vragen? Durf je je te laten zien als je het even niet meer weet? En wat gebeurt er dan in jou?
Soms, als jij vertelt over jouw proces, herken ik mezelf. In jouw worsteling, jouw val, jouw kleine of grote opstaan. En soms is het andersom. Dan zie jij iets in mij wat ik zelf nog niet zie. En dat is misschien wel het grootste geschenk van deze workshops: dat we elkaar spiegelen, dragen, confronteren – en daardoor helpen groeien.
Er is iets magisch aan het samen kijken naar wat ons drijft en tegenhoudt. Of dat nu in een opstelling is, of in een deelronde na een oefening. In de groep ontstaat een bedding waarin je niet meer alles alleen hoef te doen. Waar je gezien wordt en welkom bent.
Soms nog wil een oud patroon je doen geloven dat je het allemaal alleen moet kunnen. Dat je sterk moet zijn. Maar de kracht zit niet in nooit vallen. Het zit in het erkennen dat je valt. En in het durven vragen: “Wil jij even bij me zitten tot ik weer op kan staan?”
Dat vraagt oefening. En lef. En vertrouwen. En dat leer ik jou in een van mijn workshops. Ervaar de kracht van samen want:
Wat ik jou kan leren,
is niet alleen hoe je valt
Maar hoe je jezelf de ruimte geeft om even te blijven liggen,
om adem te halen,
om te voelen waar het pijn doet –
en dan weer op te staan,
zonder oordeel.

“Dat gelijkstellen van goed en kwaad, van mooi en lelijk, die onbenullige zachtzinnigheid, die wijdverbreide zalverigheid, is een van de plagen van onze tijd. Haat is een deugd!”
— Gustave Flaubert, brief aan Prinses Mathilde, 1871
Ik weet hoe haat voelt. Niet als explosieve woede. Niet als theater. Maar als iets wat zich diep en stil genesteld heeft in mijn lijf. Verstild. Sluimerend. Onwrikbaar.
Ik haat mijn dader.
Niet uit bitterheid. Niet omdat ik mijn leven wil wijden aan wat hij mij heeft afgenomen. Maar omdat die haat ergens terecht is. Het is een grens. Een erkenning. Een ankerpunt in een geschiedenis die niet verzacht hoeft te worden om bestaansrecht te hebben.
Flauberts woorden – “Haat is een deugd!” – raken iets wat ik in mijn botten voel: het voortdurende streven naar gelijkheid tussen licht en donker, tussen dader en slachtoffer, tussen “iedereen zijn eigen waarheid” – het doet geweld aan de rauwe werkelijkheid. Niet alles is gelijk. Niet alles hoeft vergeven.
In het systemisch werk zie ik wat er gebeurt als haat en pijn geen plek mogen hebben. Als ze worden weggemoffeld onder spiritualiteit, therapietaal of sociale wenselijkheid. Maar wat we wegstoppen, blijft zich bewegen. Vaak onbewust. Vaak in volgende generaties.
Ik werk graag op die stille plek. Waar de haat geen verzet meer is, maar aanwezigheid. Waar pijn niet genezen hoeft, maar erkend wordt. Daar waar alles wat niet mocht bestaan, eindelijk mag opstaan.
Verstilde haat is geen zwaard. Het is een grenspaal. Het zegt: Tot hier. Niet verder. En het zegt dat niet alleen namens mij. Soms draagt het generaties. Soms komt het voort uit onrecht dat zo oud is dat niemand het nog uitspreekt. Behalve het lichaam.
In opstellingen zie ik vaak hoe mensen weg willen van die plek. Liever naar liefde, verbinding, vergeving. En ja, die kunnen ontstaan — maar alleen als het systeem eerst durft te kijken naar de haat. Naar de uitgesloten dader. Naar de pijn van het slachtoffer die nooit gezien is.
Soms is het mijn kracht in het werk: dat ik daar kan blijven staan. Niet omdat ik boven de haat sta. Maar omdat ik ermee heb leren leven. Ik ben er thuis. Niet in destructie, maar in helderheid. In precisie.
Ik geloof niet dat haat “mooi” is. Maar ik geloof wel dat het waardigheid verdient. Want pas als ook de haat er mag zijn, kan het systeem werkelijk tot rust komen.
Niet alles hoeft opgelost. Niet alles hoeft geheeld. Sommige dingen hoeven alleen maar een plek.
En ja. Soms is haat een deugd.

Er zijn momenten in het leven waarop je voelt: nu moet ik kiezen. Geen ruimte voor omwegen, geen tijd om eindeloos te wikken en wegen. Keuzes vragen om helderheid. Om moed. Om een duidelijke ja of nee.
En toch stond ik daar… plots oog in oog met iets onverwachts. Een oude onbekende: twijfel.
Een ontmoeting die ik niet had zien aankomen.
Twijfel was lange tijd geen metgezel van mij. Ik kende mezelf als veerkrachtig, doortastend, iemand die weet van aanpakken. Geen ruimte voor onzekerheid, want ik moest vooruit. Toch voelde ik ineens die oude, stille vraag opkomen: Ben ik wel goed genoeg? En misschien nog wel spannender: Mag ik écht uitreiken?
Ik besloot de twijfel niet weg te duwen, maar haar recht aan te kijken. Op zoek te gaan naar haar wortels. En dat bracht me bij de pijn van vroeger — bij het kind in mij dat ooit geleerd heeft zich klein te maken.
Maar die ontmoeting bracht ook iets anders. Inzicht. Verbinding. Door terug te keren naar die eerste twijfel, kon ik opnieuw contact maken met een stuk van mezelf dat ik onbewust had achtergelaten. En precies dát bracht me kracht. Want zonder inzicht, geen daadkracht. En zonder daadkracht… geen persoonlijk leiderschap.
Ik nodig je uit om ook die ontmoeting aan te gaan — met jezelf, met anderen, met jouw systeem van herkomst. Tijdens een opstellingsavond creëren we samen een veilige ruimte om te onderzoeken wat er in de onderstroom speelt. Drie deelnemers krijgen de gelegenheid om een persoonlijke vraag in te brengen.
Misschien is het jouw moment. Misschien herken je je in mijn verhaal. Misschien voel jij ook dat het tijd is om te kiezen — en daarvoor eerst te ontmoeten wat nog ongezien is.
Je bent welkom.
.

“Ik ben Brabander en als er in Brabant iets aan de hand is, is er nog steeds niks aan de hand.”
Aldus Frank Lammers in zijn aflevering van Verborgen Verleden, maart 2025.
Als echte Brabander raakt deze zin mij. Als ik vroeger vroeg wat er was gebeurd, kreeg ik vaak het antwoord: “Das gewist” of in het Nederlands: dat is voorbij. Maar “dat is gewist” is een betere vertaling.
Zo heb ik op jonge leeftijd mijn moeder wel eens gevraagd hoe mijn geboorte was gegaan. Dan vertelde ze dat het zwaar was omdat de bevalling vier dagen duurde. Dat het haar niet meer uitmaakte hoe ik geboren werd, als ik maar geboren werd. Vragen stellen deed ik niet meer. Het was te pijnlijk, of ze zei dat ze het niet meer wist. Niks aan de hand.
En zo heb ik geleerd om te zeggen: “Niks aan de hand.”
Maar ergens diep vanbinnen wist ik dat er wel iets aan de hand was. Het zat in de kleine dingen, de ongemakkelijke stiltes, de geforceerde glimlachen, de snelle verandering van onderwerp zodra het te dichtbij kwam. Ik had het niet alleen geleerd om te zeggen, ik had het ook geleerd om te voelen—of beter gezegd, niet te voelen.
Toen ik ging verhuizen naar Amsterdam en een nieuwe huisarts kreeg. Ik kon zelf beslissen over mijn gezondheid zonder bang te zijn vragen te stellen. Dus ik vroeg haar of ze inzage had in het dossier van mijn geboorte. Ze vroeg het op.
Ik schrok van wat ik las. Ik had geen hartslag en ben gereanimeerd. Ik werd in de couveuse gelegd. Kleine details gingen opvallen in dit dossier. De eerste dag huilde ik veel, de dagen daarop was ik stil, een rustige baby die niet huilde. Twee dagen na mijn geboorte las ik voor het eerst mijn naam in het dossier. Dit was mijn welkom.
Het was een patroon dat zich niet alleen bij mijn moeder voordeed, maar door de hele familie heen liep. Generaties lang was er pijn geweest, verdriet dat te groot was om vast te houden, en dus werd het losgelaten zonder het ooit echt een plek te geven. “Das gewist.”
Maar waar blijft die pijn als niemand haar draagt? Ze sijpelt door de kieren van de tijd en nestelt zich in de lichamen en zielen van degenen die volgen. Onbewust, onuitgesproken, maar altijd aanwezig. Ik merkte het in mijn eigen leven. In de momenten waarop ik het gevoel had dat ik verdween in gezelschap. In de drang om altijd sterk te zijn, nooit een last te willen zijn. In de onverklaarbare angst die me vaak bekroop, alsof ik nog steeds die baby was die huilde en vervolgens stil werd.
Toen ik ouder werd, begon ik me af te vragen: wat als ik niet langer zei dat er niks aan de hand was? Wat als ik het wel benoemde? Wat als ik voelde wat er te voelen viel, hoe ongemakkelijk en pijnlijk dat ook was? Krijg ik dan een welkom? Mag ik er dan zijn? Of zou het juist betekenen dat ik eindelijk sterk genoeg was om te dragen wat generaties voor mij hebben geprobeerd te wissen?
Op het laatst zei ze. “Het is goed gekomen, Niks aan de hand.” Maar in haar ogen zag ik de waarheid. Het was nooit gewist, alleen verstopt. En misschien, heel misschien, was het aan mij om het terug te halen. Niet om in het verdriet te blijven hangen, maar om het eindelijk een plek te geven. Zodat het niet langer in de schaduw hoefde te leven, maar gezien en erkend kon worden. Zodat de volgende generatie niet meer hoefde te zeggen: “Niks aan de hand.”
Want er was wel iets aan de hand. En dat mag er zijn.

Ze ging zitten en begon te praten. Ik had moeite om haar te volgen. In mijn hoofd vervormde haar woorden tot een massa: “Bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla bla.” Ik vroeg mezelf af: “Wat verberg ik achter mijn vele woorden?” Ik voelde mijn afwijzing, mijn angst. Ik wilde een beeld krijgen van wat haar liet praten.
Ik liet haar op de grond zitten en begeleidde haar in een meditatie naar een beeld van haar monster. Daarna gaf ik haar kleurpotloden en papier en vroeg haar monster te tekenen. Ik zag het plezier in haar ogen. Ze tekende een mooi monster, voorzichtig en doorzichtig. Het monster was er, maar mocht het gezien worden?
Toen ik haar vroeg: “Welk geluid maakt je monster?” kwamen er wederom vele woorden: “Bla bla bla bla bla…” Daarna gaf ze aan te willen werken met haar boosheid. Haar monster werd al meer zichtbaar.
Ik keek haar aan en bedacht me hoe stil mijn eigen boosheid kan zijn.
Een professionele relatie onderscheidt zich van een persoonlijke relatie doordat er sprake is van duidelijke rollen, grenzen en verantwoordelijkheden. In een professionele relatie is er een doelgerichte interactie, waarbij één persoon ondersteuning biedt aan de ander. Door bewust te zijn van overdracht creëer je het vermogen de ander te begeleiden zonder erin meegezogen te worden.
Geen enkele relatie is volledig vrij van overdracht.
Hoe spannend is het om op deze grens van overdracht te werken. Daarvoor heb je kennis nodig van je eigen leerlandschap, je eigen systeem. Als ik in het bovenstaande voorbeeld mijn eigen “Bla bla bla bla” niet had gehoord, was ik waarschijnlijk meegegaan in haar woorden. Dan was het een strijd van woorden geworden. Dan zou ik vastlopen in mijn eigen schaduw van mijn niet genomen boosheid. De noodzakelijke verbinding zou verbroken zijn, en er zou geen sprake meer zijn van een professionele relatie.
Maar je kunt voorkomen dat het zover komt. Leer je eigen leerlandschap kennen en werk vanuit je eigen geraaktheid. Pas dan kun je werkelijk verbinding maken – met jezelf en met de ander.
Loop jij vast in je werk? Of vind je het lastig je te verbinden met je cliënt of medewerker? Ik ondersteun je graag in het leren werken met overdracht.

Na twee opleidingen in vier jaar mocht ik mijn certificaat voor de opleiding “Ambacht van het Hart” in ontvangst nemen. Op het moment dat ik mijn handtekening zette, voelde ik trots en vreugde, maar ook angst en verdriet. Dit was het moment waarop ik mijn eigen weg mocht vervolgen.
Tijdens deze opleiding heb ik geleerd te werken met mijn overdracht in individuele begeleiding. Middels muzen, beelden, verhalen en metaforen heb ik mijn eigen leerlandschap mogen ontdekken. Vol van deze ervaringen zit ik nu in de trein terug naar Geldrop, mijmerend over de afgelopen jaren.
Ik begon mijn reis met een strijd tegen afwijzing. Maar ondanks haar afwezigheid wist Ruth mij toch het vertrouwen te geven van een warm welkom. Drie jaar lang reisde ik met Ruth en Jaron, om uiteindelijk te eindigen met haar mooie woorden:
“Je nodigt liever mensen uit in jouw mooie huis met het prachtige uitzicht dan dat je een dorpeling wordt op het dorpsplein.”
Ik begon de opleiding Ambacht van het hart met het doel: zijn op het plein. Vol goede moed, want ik was klaar voor elk avontuur. En wat een avontuur werd het! Mirjam verwelkomde me warm met de woorden: “Ik ga je niet sparen.” Dank je, Mirjam, dat je me niet gespaard hebt. Alex had het bijzondere talent om te relativeren en te wachten tot ik er klaar voor was. Dat maakte het verkennen van mijn leerlandschap zowel spannend als bevrijdend. Met jullie scherpe blikken zagen jullie alles, waardoor ik kon vallen, blijven en weer uitreiken.
Ik vond mezelf in verhalen, beelden en muziek. Vooral de laatste dagen voelde ik me echt gezien. Ik speelde op het plein, raakte mensen met mijn drum, mijn verhalen en mijn begeleidingswerk. Ik werd gezien.
Het afscheid was mooi. Ik ben vertrokken, maar ik weet dat ik zal terugkeren om mijn nieuwe avonturen te delen.
Dank aan alle lieve mensen van Phoenix, die deze jaren een beetje mooier hebben gemaakt met hun steun en heerlijke lunches. En natuurlijk aan al mijn reisgenoten. Mijn tas is opnieuw gevuld, klaar voor mijn volgende bestemming.

“Ik heb alles gedaan om in contact met haar te komen. Ik heb haar zelfs genegeerd maar ook daar reageert ze niet meer op.”
De hechtingscyclus is een proces waarin je als kind, leert verbinding te maken met en vertrouwen op anderen, je ouders. Dit begint al op zeer jonge leeftijd.
Uitreiken in deze context betekent het vermogen en de moed hebben om hulp te vragen of steun te zoeken bij anderen. Zoals je als baby huilt als je honger hebt. Of als kind zeker weet dat je ouders er zijn als je bang in de donker bent. Dit is een belangrijk onderdeel van de hechtingscyclus.
Wanneer deze cyclus goed verloopt, ontwikkelt je een veilige hechtingsstijl. Ze leer je dat behoeften belangrijk zijn en dat het oké is om afhankelijk te zijn van anderen. Echter, als je behoefte consequent worden genegeerd of afgewezen, kan dit leiden tot een onveilige hechtingsstijl. Je kan opgroeien met het gevoel dat je je problemen alleen moeten oplossen, en dat uitreiken om hulp te vragen zinloos of zelfs gevaarlijk kan zijn. Dit kan leiden tot angst voor afwijzing en een diepgeworteld gevoel van onafhankelijkheid, waarbij zeuren of het tonen van kwetsbaarheid vermeden wordt.
Dit maakt het buitengewoon moeilijk om in latere periodes van je leven de hulp en steun van anderen te zoeken. Je kan vastzitten in een patroon van onafhankelijkheid uit noodzaak, eerder dan uit keuze. Het doorbreken van dit patroon betekent vaak het opnieuw leren van de waarde en de veiligheid van menselijke verbindingen, wat een uitdagende maar uiteindelijk bevrijdende reis kan zijn.
Tijdens mijn workshops geef ik je mogelijkheid om in een veilige groep uit te reiken. En te leren uitreiken. Meer informatie vind je op mijn website.

Zoals Connie Palmen haar lezing begon met de woorden: “Als ik val huil ik van geluk.” Heb ik het afgelopen jaar veel gehuild. Na bijna vier jaar Phoenix Opleidingen heb ik leren vallen en huilen. Dank lieve mensen voor het mooie jaar waarin ik mocht leren vallen.
Dit jaar heb ik mogen werken met vrouwen en de Yoni. Ik heb de mooie ervaring gehad om een Udu te mogen maken bij Atelier Veer. Hoe mooi te werken met al de elementen. En de kracht van het vuur te ervaren.
Ik heb opnieuw leren gebruik te maken van beelden en heb dan ook heel veel plezier gehad om mijn jaar in 24 woorden en beelden uit te beelden. Ondanks mijn angst, mijn meerdere vallen en tegenslagen. Het omgaan met oorlog en geweld. Was het een mooi jaar van ontmoeten en leren.
Ik wens iedereen een geweldig jaar met vele ontmoetingen in vrede.

“Les Dos Fridas” van Frida Kahlo raakt aan de diepste lagen van identiteit, pijn en heling. In dit iconische schilderij worden twee versies van Frida afgebeeld: de ene in een traditionele Mexicaanse jurk, de andere in een Europese. Hun harten zijn zichtbaar, met een ader die hen verbindt. Maar het bloed dat langs die ader wegstroomt, symboliseert verlies en lijden. Het schilderij toont op krachtige wijze de dualiteit van haar bestaan: een innerlijk conflict tussen haar kwetsbaarheid en haar kracht, tussen wat was en wat is.
Deze dualiteit herkennen we allemaal, bewust of onbewust. Als kinderen ontwikkelen we strategieën om met pijn om te gaan. In de neuro-linguïstische programmering (NLP) en transactionele analyse (TA) wordt dit vaak gezien als een aanpassing van onze “ik-posities” om de wereld te begrijpen en ons veilig te voelen. Een veelvoorkomende overtuiging is: “Als ik goed mijn best doe, word ik gezien.” Deze overtuiging geeft ons als kind houvast, maar kan later in ons leven juist beperkend werken.
Het belang van dualiteit in heling
Het “gezonde ik” dat het “traumatische ik” draagt, weerspiegelt een diep verlangen naar integratie. Dit verlangen sluit aan bij principes van systemisch begeleiden, waar de focus ligt op het erkennen van álle delen van onszelf en onze geschiedenis. Vaak proberen we onze pijn of trauma weg te duwen, alsof ze niet bij ons horen. Maar heling ontstaat pas wanneer we beide kanten erkennen: zowel de pijn als de kracht die eruit voortkomt. Het een kan simpelweg niet zonder het ander.
Zoals Kahlo’s schilderij laat zien, verbinden onze innerlijke tegenpolen ons aan onszelf. Dit proces van verbinding is niet altijd comfortabel; het kan ons juist confronteren met gevoelens van besluiteloosheid, angst of zelfs burn-outklachten. Maar wanneer we onszelf toestaan om die tegenpolen te verkennen, creëren we ruimte voor begrip en groei.
Dualiteit in begeleiding
In mijn werk als coach en begeleider zie ik vaak hoe deze innerlijke dualiteiten de bron zijn van conflicten, zowel intern als in relaties met anderen. Denk aan spanningen op de werkvloer, in liefdesrelaties of in de relatie met jezelf. Deze spanningen zijn signalen van onopgeloste delen die aandacht vragen.
Door technieken uit NLP en TA in te zetten, en systemisch naar het geheel te kijken, help ik je die tegenpolen te onderzoeken en te erkennen. We zoeken samen naar de balans: hoe kun je jouw kracht inzetten zonder je kwetsbaarheid te verloochenen? Hoe kun je je “gezonde ik” en “traumatische ik” laten samenwerken in plaats van elkaar tegenwerken?
De kracht van jouw muzen
Kunst, verhalen en muziek kunnen krachtige spiegels zijn om jezelf beter te leren kennen. Net zoals Frida Kahlo haar eigen pijn en dualiteit in beeld bracht, help ik je om jouw innerlijke delen te verkennen. Wat zijn jouw muzen? Welke verhalen draag jij in je? Door deze te onderzoeken, kun je ze omarmen en integreren als een deel van wie je bent.
Een uitnodiging tot groei
Innerlijke tegenpolen hoeven geen blokkades te zijn; ze kunnen juist de sleutel zijn tot zelfontwikkeling en harmonie. Wil je verder kijken en onderzoeken wat jouw dualiteiten je te vertellen hebben? Laten we samen aan de slag gaan. Neem contact op voor een kennismakingsgesprek en ontdek hoe je de kracht in jezelf kunt vinden.
Herken jij jezelf in dit verhaal? Laten we samen op reis gaan om je eigen balans te vinden.

Tijdens mijn opleiding was ik deelnemer van een lesgroep. Het groepsgeweten, met als leidend principe “we sluiten niemand uit,” was duidelijk voelbaar. Dit vond ik spannend, omdat ik het moeilijk vond om mezelf welkom te heten in de groep. Ik saboteerde mijn eigen deelname en deed van alles om de bevestiging te krijgen dat ik er niet bij hoorde. Gelukkig was het groepsgeweten in deze situatie sterk en ondersteunend.
Toen ik besloot om niet meer deel te willen nemen aan de appgroep, met het idee “ik organiseer nu mijn eigen welkom,” waren de reacties zo hartverwarmend dat ik nu zeker weet: ik ben en blijf een deelnemer van deze groep. Ik voel me inmiddels comfortabel met het groepsgeweten.
In mijn individuele begeleidingssessies komt het begrip groepsgeweten vaak subtiel naar voren. Hoewel mijn begeleiding zich meestal richt op het individu, is het essentieel om de invloed van het groepsgeweten, zoals dat van de familie of een andere belangrijke groep in je leven, niet te onderschatten. Deze onbewuste groepsdynamieken kunnen diepgeworteld zijn en een grote impact hebben op je keuzes en gedrag.
Wanneer ik een individu begeleid, werk ik vaak met persoonlijke uitdagingen, overtuigingen en gedragingen. Veel van deze patronen zijn echter niet op zichzelf ontstaan. Ze zijn mede gevormd door de systemen waartoe je behoort of hebt behoord. Denk hierbij aan je familie, culturele gemeenschappen of werkomgevingen. Het groepsgeweten bevat de onuitgesproken regels en normen die in die systemen heersen en die je heb geïnternaliseerd of aangenomen.
Bijvoorbeeld, als iemand is opgegroeid in een familie waarin zwijgen over emoties de norm was, kan deze persoon later moeite hebben om zich open te stellen of gevoelens te uiten, zelfs als dat gedrag als beperkend voelt. In individuele begeleiding kan het verkennen van deze invloeden helpen om diepere inzichten te krijgen en patronen te doorbreken.
Het kan een uitdaging zijn om de impact van het groepsgeweten te herkennen, omdat het vaak zo vanzelfsprekend en onbewust is. Hier zijn een paar signalen die erop kunnen wijzen dat het groepsgeweten een rol speelt in je leven:
Herhaling van familiepatronen: Als je merkt dat je ongewild de geschiedenis van je ouders of grootouders herhaalt, zoals steeds opnieuw in relaties met dezelfde dynamiek terechtkomen.
Onverklaarbare schuldgevoelens: Het ervaren van schuldgevoel zonder duidelijke oorzaak, vooral als het lijkt voort te komen uit het niet voldoen aan impliciete verwachtingen van de familie of gemeenschap.
Angst voor uitsluiting: Een sterke angst om afgewezen of uitgesloten te worden wanneer je nadenkt over het nemen van beslissingen die tegen de groepsnormen ingaan.
Dilemma’s tussen persoonlijk geluk en loyaliteit: Het gevoel gevangen te zitten tussen wat je zelf wil en wat verwacht wordt door de groep, zoals de keuze voor een carrière of partner.
Het betrekken van het groepsgeweten in individuele begeleiding vraagt om een systemische benadering. Hier zijn enkele manieren waarop ik hiermee werk:
Onderzoek naar familiegeschiedenis: Het bespreken van je familieachtergrond kan helpen om de onuitgesproken regels en normen te identificeren. Door je vragen te stellen zoals: “Wat werd er in jouw familie gezien als belangrijk? Waarover werd er niet gesproken?” kan je dieper ingaan op de invloeden van het familiesysteem.
Systemische opstellingen: Hoewel familieopstellingen vaak in groepssessies worden gebruikt, kunnen eenvoudige opstellingen ook individueel worden gedaan, bijvoorbeeld door het werken met vloerankers of representaties om de invloed van bepaalde familieleden te visualiseren.
Reflectie op loyaliteit en vrijheid: Een belangrijke stap is om je te helpen bewust te worden van je innerlijke conflicten tussen trouw blijven aan de groepsnormen en je eigen behoeften. Hier kan ik je bijvoorbeeld vragen: “Welke keuzes maak je uit liefde of loyaliteit voor je familie? En welke uit eigen verlangen?”
Het losmaken van beperkende overtuigingen: Zodra een je bewust wordt van de impact van het groepsgeweten, kan je werken aan het loslaten van overtuigingen die niet meer passen. Dit kan door middel van cognitieve gedragstherapie, acceptatie-oefeningen, of rituelen die symbolisch afstand nemen van oude patronen.
Voor mij is het werken met het groepsgeweten in mijn begeleiding niet bedoeld om de banden met je familie of de groep te verbreken. Integendeel, het gaat erom meer vrijheid te creëren binnen die verbinding. Door inzicht te krijgen in je systemen die je leven hebben gevormd, kan je leren met meer compassie naar jezelf en je achtergrond te kijken. Dit helpt je om keuzes te maken die authentieker zijn en meer in lijn liggen met wie je werkelijk wil zijn, zonder je schuldig of geïsoleerd te voelen.
Wil je dit samen onderzoeken?
Ervaar je spanning op je werk, thuis of in je lichaam, en wil je dit samen onderzoeken? Plan dan een kennismakingsgesprek in. Kijk voor mijn contactgegevens op mijn website.